Absolute druk

De omgevingsdruk onder water is eigenlijk de optelling van twee verschillende drukken. Enerzijds hebben wij de druk van de atmosfeer die boven het wateroppervlak heerst (1 bar afgerond). Hierbij komt de druk die wij ondervinden door de druk van de verschillende waterlagen (de hydrostatische of relatieve druk). Deze twee drukken samen geven ons de werkelijke druk die op ons lichaam heerst of de absolute druk.

 

DE ABSOLUTE DRUK OP VERSCHILLENDE DIEPTES

Diepte

.

Relatieve

druk

. Atmosfe-

rische druk

. Absolute

druk

0 m 0 bar + 1 bar = 1 bar
5 m 0,5 bar + 1 bar = 1,5 bar
10 m 1 bar + 1 bar = 2 bar
30 m 3 bar + 1 bar = 4 bar
90 m 9 bar + 1 bar = 10 bar

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de verschillen in druk groter zijn dicht bij de oppervlakte.

 

VAN NAAR VAN NAAR VERSCHIL
0 m 5 m 1 bar 1,5 bar 1/2 de of 50 %
5 m 10m 1,5 bar 2 bar 1/3 de of 33,3 %
10 m 15 m 2 bar 2,5 bar 1/4 de of 25 %
15 m 20 m 2,5 bar 3 bar 1/5 de of 20 %
20 m 25 m 3 bar 3,5 bar 1/6 de of 16,6 %
25 m 30 m 3,5 bar 4 bar 1/7 de of 14,3 %

Bovenstaande tabel geeft aan wat het drukverschil is per 5 m die wij afdalen onder water. Hieruit blijkt nog eens duidelijk dat de belangrijkste verschillen voorkomen dicht bij de oppervlakte. Daarom moeten wij ook in het zwembad voorzichtig zijn. Tussen 0 m en 3 m hebben wij een verschil van 1/3 de in druk. Dit komt overeen met een duik van 20 m naar 30 m. In het zwembad moeten wij daarom extra aandacht schenken aan het klaren van onze oren.

Andere belangrijke gevolgen

  • Ons lichaam ondervindt onder water een enorme bijkomende druk. Deze druk kunnen wij meten. Zo zal de absolute druk op 30 m diepte 4 bar bedragen of 400.000 N/m2. Onze lichaamsoppervlakte is ongeveer 1,5 m2. Dit betekent dat wij op 40 m diepte een druk ondervinden van 400.000 N x 1,5 = 600.000 N of het gewicht van zo’n 12 serieuze olifanten.
  • Toch worden wij niet volledig plat gedrukt. Dat heeft twee redenen. Eerst en vooral bestaat de mens voor 3/4 uit water. Vloeistoffen zijn niet samendrukbaar. Om de luchtholten op te vullen gebruiken wij lucht uit onze fles met dezelfde druk als de omgevingsdruk (dit wordt geregeld door onze ontspanner).
  • Wanneer wij onder water proberen te ademen door een lange pijp die boven de oppervlakte uitsteekt, dan blijkt dit op een diepte van 1 m al niet meer mogelijk. De langs deze pijp ingeademde lucht heeft namelijk een te lage druk om de waterdruk te compenseren. Wij krijgen onze longen gewoon niet vol gepompt.